DOOR Luciana Bena Brandini – 26-06-2015

De afgelopen jaren kreeg een werkgever relatief snel duidelijkheid over de rechtsgeldigheid van een ontslag. Door invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) verandert dit. Hoger beroep en cassatie wordt in beginsel mogelijk.

Binnen het huidige ontslagstelsel hebben partijen doorgaans binnen circa twee maanden duidelijkheid over het al dan niet eindigen van de arbeidsovereenkomst. Per 1 juli 2015 hebben werknemers door de Wet Werk en Zekerheid de mogelijkheid tot hoger beroep en cassatie. Dit betekent dat er soms vier rechtsinstanties openstaan. Namelijk (opeenvolgend) het UWV, de kantonrechter, het Hof en de Hoge Raad. Zowel werknemer als werkgever kunnen binnen drie maanden na de beschikking hoger beroep instellen. Het hoger beroep wordt ingesteld door middel van een beroepschrift waarin direct de gronden voor het hoger beroep moeten worden vermeld.
Het instellen van hoger beroep schorst de tenuitvoerlegging van de beschikking niet en de situatie blijft zoals die is beoordeeld in de beschikking, totdat in hoger beroep anders wordt geoordeeld. Zo zal een werknemer bij toewijzing van het ontbindingsverzoek al werkloos kunnen zijn in de zin van de Werkloosheidswet, aan sollicitatieverplichtingen moeten voldoen en bestaat er al aanspraak op de transitievergoeding.
Het ontslagrecht wordt hierdoor bepaald niet eenvoudiger en sneller. Na invoering van de WWZ kunnen ontslagtrajecten dus jarenlang duren en verkeren partijen al die tijd in onzekerheid. De verwachting is dan ook dat in de praktijk vaak voor een beëindigingsovereenkomst (= schikking) zal worden gekozen tegen een vergoeding die hoger is dan de transitievergoeding. Zo worden langdurige juridische trajecten voorkomen en blijven de juridische kosten beperkt.

Tip: wilt u een werknemer ontslaan dan is het verstandig om de opties ontslagroute of beëindigingsovereenkomst goed naast elkaar te leggen en de kosten hiervan te berekenen voordat u een besluit neemt.

(bron: HR Praktijk)